Cineclub Vrijheidsfilms
Cineclub Vrijheidsfilms heeft, zeker in de beginjaren, een niet weg te denken rol gespeeld in de Nederlandse filmcultuur. Meegedragen op de golven van de maatschappelijke bewegingen halverwege de jaren ‘60 (de studentenopstanden o.a. Parijs mei ’68, de Viëtnam-oorlog, Provo) kon Cineclub zich ontwikkelen tot een filmorganisatie, die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de maatschappelijke vorming van duizenden (jonge) mensen.
De organisatie werd gedragen door mensen, die iets meer wilden met film dan alleen verstrooiing en entertainment, die film wilden gebruiken als middel tot bewustwording, als ‘wapen in de strijd’ en die daarbij niet de eigen maatschappelijke carrière of het persoonlijke succes op de eerste plaats stelden. Een houding en een levensinstelling die, hoe men die ook inhoudelijk waardeert of beoordeelt, in het huidige tijdsgewricht nauwelijks nog denkbaar is.
At van Praag, oprichter en inspirator
Op 29 oktober 1986 overleed At van Praag, oprichter en inspirator van Cineclub Vrijheidsfilms. Een maand later zou het twintigjarig bestaan van Cineclub gevierd worden.
Alle van Praag (1940 – 1986) was, mede onder invloed van zijn ouders, al vroeg politiek geïnteresseerd. Van Praags eerste filmproject was het maken van een film over de Leidse professor Bastiaans, die oorlogstrauma’s te lijf ging met LSD en andere moderne middelen. Ook maakte hij de film Nieuwe Dagen, een wat impressionistische anti-Navo-film en in opdracht van de PSP een film over geboortebeperking. Later werd hij free-lance correspondent/cameraman voor het NTS-journaal en voor actualiteitenrubrieken (Hier & Nu, Achter het Nieuws). Begin jaren ‘60 maakte hij reportages over de fascistische jeugdbeweging in Portugal, over een herdenking van gevallen SS-ers in Duitsland, en voor de VPRO een film over het leven van Portugese vluchtelingen in de Bidonvilles in Parijs. Als eerste en (lange tijd) enige Nederlandse journalist ging hij in 1966 naar Albanië, waar hij voor de VARA-tv een documentaire opnam. Albanië had toen een naar Chinees model ingerichte samenleving.
Samen met de Algemene Studentenvereniging Amsterdam (ASVA) en anderen organiseerde Van Praag in 1966 een filmvoorstelling van politieke films in de Nieuwe RAI. Er worden drie films gedraaid, waaronder Rush to Judgement (over de moord op Kennedy) van Mark Lane en een anti-Israëlfilm. Die vertoning was een groot succes, er waren meer dan 1500 mensen.
In datzelfde jaar richtte Van Praag samen met o.a. journalist Bertus Hendriks (toen voorzitter van de ASVA), Cineclub Amsterdam op, als protest tegen de filmcensuur, die politieke films over onderwerpen als de Viëtnam-oorlog verbood.
In 1969 maakte Van Praag in samenwerking met o.a. studenten van de Filmacademie De Maagdenhuisfilm, een film die de meest vertoonde politieke documentaire van Nederland zou worden. Geheel in navolging van de Franse mei‘68 oproeren moest deze film solidariteit met de arbeidersklasse uitdrukken. Samen met de interviewer Ad ’s-Gravesande voerde hij gesprekken met stakende arbeiders op een bouwplaats in Amsterdam Geuzenveld. Menig klaslokaal liep in de jaren ‘70 leeg na het vertonen van deze film.
Overal in het land werden meer Cineclubs actief. Het is het begin van een productieve periode, waarin ondanks het voortdurende geldgebrek waarmee Cineclub haar hele bestaan te kampen heeft, films als de APA-film (de Alternatieve Pedagogische Academie in Beverwijk), de Jordaanfilm, Iroek en vele andere eigen producties werden geproduceerd. Tientallen vrijwilligers werkten tot diep in de nacht, om films vertoond te krijgen, om drukwerk samen te stellen en te verspreiden. Het stencilapparaat draaide dag en nacht.
Ook werden er acties voor mensenrechten of voor de bevrijding van bijvoorbeeld de Turkse filmmaker Yilmaz Güney en de Turkse student Erdal Eren opgezet en waren er contacten met allerlei oppositionele (bevrijdings)bewegingen en actiegroepen zoals het FRAP (Frente Revolutionario Antifascista y Patriota), het EPLF (Eritrees Bevrijdings Front), Loson (organisatie van Surinaamse studenten in Nederland), het PAC (Pan Africanistisch Congres van Azania), het Azania Komitee, het Chili Comité, actiegroep Wees wijs houdt de Purmer groen, actiegroep Nieuwmarkt, de MIR (Chili), de anti-kernenergiebeweging en talloze andere.
Vooral door de jaarlijks terugkerende Vrijheidsweken en later Vrijheidsmaanden werd Cineclub landelijk bekend.
In 1978 werd de laatste Cineclubfilm op 16 mm film gemaakt: Vrouwen van Suriname die grotendeels gedraaid werd door de cameraman Hans Schellinkhout en gemonteerd door Ine Schenkkan. Van Praag leerde tijdens deze periode de Surinaamse journalist Bram Behr kennen en werkte met hem aan het scenario voor deze film. Aan de vriendschap met Behr kwam in december ‘82 plotseling een eind als Behr in Suriname samen andere opponenten van het regime Bouterse wordt vermoord. Deze film was de eerste documentaire in de Surinaamse taal. De IKOR (later IKON) was van plan de film uit te zenden maar weigerde, omdat bij een passage waar het ging over de koloniale uitbuiting van Suriname, beelden te zien zijn van Paleis Soestdijk. Van Praag weigerde deze scène aan te passen. Er volgde een kort geding dat door Cineclub werd verloren.
In de jaren ‘80 ging Van Praag over tot het produceren van videoprogramma’s, onder de naam Vrijheidsjournaals, waaraan de havenarbeider Bertus van der Horst meewerkte als presentator. In 1979 had onder anderen Van der Horst een belangrijke rol gespeeld tijdens de havenstaking in Rotterdam.
Samen met het Azania Komitee werd in 1985 een actie gestart om de ‘Sharpeville Zes’ vrij te krijgen. Dit waren zes zwarte ter dood veroordeelden in Zuid-Afrika (Azania), onder wie voor het eerst in de geschiedenis een vrouw. Dat werd een landelijke actie, waaraan door radio en tv aandacht werd besteed. Van Praag maakte de film Izwe lethu – het land is van ons en hij ontmoette in Duitsland de toen in ballingschap levende leider van de PAC Johnson Mlambo. De actie werd uiteindelijk een succes: na grote internationale druk werden de Zes in 1988 vrijgelaten.
Sinds eind jaren zeventig, begin jaren tachtig is er in de maatschappij een ommekeer merkbaar. Carriėre maken is niet langer een vies woord. De maatschappij was langzaam maar zeker aan het veranderen. De akties tegen kernenergie en kernbewapening zouden het einde inluiden van de grote linkse beweging, die was ingezet halverwege de jaren zestig. De verhuur van de politieke films van Cineclub liep sterk terug.
Door de komst van Charles Braam (foto rechts) in februari 1985, ontstond er een nieuwe dynamiek bij Cineclub. Het klikte goed tussen Van Praag en Braam en een nieuwe periode leek aangebroken. In korte tijd werd een grote schuld weggewerkt, onder andere door het op video uitbrengen van Cineclub-films, die afzet vonden bij voornamelijk de landelijke bibliotheken. Door het gebrek aan financiële middelen was Cineclub hiervoor afhankelijk van eigen arbeid en inzet. Braam bouwde een ‘filmscan-apparaat’, zodat de films op video konden worden overgezet. Daarnaast werden plannen voor nieuwe producties ontwikkeld en (gedeeltelijk) uitgevoerd. Aan deze renaissance kwam een abrupt einde door de dood van Van Praag in oktober 1986.
Politiek isolement
Film als politiek wapen en niet alleen als verstrooiing, film als bewustwording en niet uitsluitend als ‘entertainment’. In dat kader introduceerde en distribueerde Cineclub in Nederland de films van Jorge Sanjines (Bloed van de Condor) en van Yilmaz Güney (Hoop). Er ontstonden nauwe contacten met groepen en individuele filmmakers in het buitenland, die, in meer of mindere mate, hetzelfde politiek doel nastreven en het toenmalige Chinese politieke model aanhingen, zoals ‘California Newsreel’ in de VS en Felix Greene, die talloze films over China en Vietnam heeft gemaakt. Deze keuze maakt Cineclub controversieel en het doelwit van aanvallen aan de ene kant en doodzwijgen aan de andere kant. Er ontstaan controverses met o.a. het op de CPN georiënteerde ‘Stadsjournaal’, met de distributeur Fugitive Cinema, met het Komitee Zuidelijk Afrika en de Anti Apartheidsbeweging Nederland . Door deze houding kwam Cineclub vanaf vrijwel het begin in een isolement terecht, want Van Praag weigert zich aan te passen aan de bestaande politieke verhoudingen in ons land. Om niet afhankelijk te worden deed hij nauwelijks of geen beroep op de officiële subsidiekanalen. Hij begreep dat de overheid geen subsidie zou gaan geven om politiek kritische, pamflettistische films te laten maken. Hij bleef bij zijn extreme anti-kapitalistische, anti-imperialistische standpunten en vertrouwde op de emancipatie van de arbeidersklasse. Maar inmiddels veranderde de samenleving: woningen werden gesloopt voor dure koopflats, de sociale voorzieningen werden langzaam maar zeker afgebroken, onder de naam globalisering namen de Verenigde Staten vrijwel geruisloos de wereld in hun bezit. Het milieu werd en wordt in een rap tempo geëxploiteerd en vergiftigd.
Na Van Praag
Na de dood van Van Praag heeft Braam gepoogd Cineclub in leven te houden, maar de tijden waren radicaal veranderd. Er was geen ‘markt’ meer voor de linkse cinema. Braam zag het als zijn taak de nalatenschap van Cineclub en Van Praag te beheren en misschien, tegen beter weten in, te wachten op andere, betere tijden. Zoals zo vaak nam de loop der gebeurtenissen de onvermijdelijk beslissing: in 2003 werd het pand aan de Utrechtsedwarsstraat gesloopt en moest de film- en videocollectie elders onder gebracht worden. Samen met Arnold Vogel maakte Braam nog een documentaire over At van Praag en Cineclub Vrijheidsfilms: Waar anderen zwijgen, spreken wij (2003). Het Hilversumse establishment had, volgens verwachting, geen belangstelling voor de film.
(tekst: Arnold Vogel en Charles Braam)